Oltman Thomsenstraat
Buurt 3
- Oltman Reinder Thomsen (35), Nederlands verzet/spoorwegverzet, bouwkundig opzichter Nederlandse Spoorwegen.
- Geboren: 05-02-1910 in Leeuwarden. Overleden op 28-04- 1945 in Heveskes (Groningen).
- Begraven: Gemeentelijke Begraafplaats Scheemda, tp10- 115.
- Onderscheiding: Verzetskruis.

In het hem zo dierbare Groningse land denkt Oltman Thomsen een veilig heenkomen te hebben gevonden na het gevaarlijke verzetswerk in Utrecht. Hij vindt er bij toeval de dood in wat de laatste grote gevechten met de bezetter blijken.
Er zitten enkele opvallende overeenkomsten in de plaatsen waar vader en zoon Thomsen hun leven doorbrengen. Vader Richard Peter wordt geboren in Amsterdam maar werkt in het noorden als telegrafist van de Staatsspoorwegen, waar Oltman Reinder in februari 1910 in Leeuwarden ter wereld komt. Vader komt de geboorte van zijn zoon met twee collega’s van ’het spoor’ bij de gemeente aangeven.
Later verhuist het gezin naar Winschoten. Oltman groeit op in Scheemda maar gaat bouwkunde studeren aan de MTS in de stad Groningen, voordat hij naar de geboortestad van zijn vader vertrekt. In Amsterdam wordt hij bouwkundig opzichter bij de Dienst Weg en Werken van de Nederlandse Spoorwegen, de werkgever van zijn vader. Oltman ontmoet in de hoofdstad Bep Linthorst, met wie hij in juli 1936 trouwt en vier dochters krijgt. Vader Thomsen maakt het huwelijk niet meer mee, want hij overlijdt in oktober 1935.
Oltman Thomsen woont een jaar of vijf in Amsterdam en wordt dan overgeplaatst naar Utrecht. Een overzicht van tijdens de oorlog omgekomen spoorwegpersoneel vermeldt dat hij op 22 juli 1940 als assistent-opzichter aan de slag gaat in de Domstad met als standplaats ’Utrecht HBG’, ofwel het Hoofdgebouw van de spoorwegen. Hij is geregistreerd als ’A.C.’, wat staat voor Arbeids Contractant: hij is dus niet in vaste dienst. Het gezin woont in de Zeeheldenbuurt in de Van Brakelstraat 21b, een jaren ’20-woning met trapje en een fraaie uitbouw. Het pand is tegenwoordig een gemeentelijk monument.
Reichsbahn
De Nederlandse Spoorwegen gaan in 1940 onder het juk van de bezetter. Directeur Hupkes heeft al kort na de Duitse invasie in mei aangegeven dat hij loyaal zal meewerken, waarmee hij hoopt dat NS autonoom kan blijven functioneren. Inderdaad blijven de treinen rijden, maar het nazibewind verbindt daaraan wel steeds meer voorwaarden. Vanaf 1940 rijden goederentreinen in opdracht van de Deutsche Reichsbahn (DRB), waarvoor NS-personeel vanaf april 1942 per dienstorder in Duitsland moet werken. Op dat moment rijden de NS/DRB-treinen al vol Joden vanuit Westerbork naar de vernietigingskampen in Oost-Europa.
Een keerpunt in de loyaliteit van NS aan de bezetter komt pas in de eindfase van de oorlog met de Spoorwegstaking, waartoe de regering in ballingschap op 17 september 1944 oproept. De staking moet de Duitse logistiek dwarsbomen, juist als de Geallieerden diezelfde dag pogen om noordwaarts door te stoten met Operatie Market Garden. Dat offensief mislukt, maar ruim 30.000 spoorwerknemers duiken onder en zullen tot de bevrijding geen treinen meer rijden. De keerzijde is dat de staking bijdraagt aan de Hongerwinter van 1944-’45.
Tot de Spoorwegstaking lijkt Oltman Thomsen zich afzijdig te hebben gehouden van het verzet. Hij doet zijn werk als bouwkundig opzichter in ’De Inktpot’, Hoofdgebouw HGB III dat tegenwoordig het hoofdkantoor is van spoorbeheerder ProRail. NS-personeel heeft geen toegang tot de eerste twee verdiepingen, want die zijn gevorderd door de leiding van de Reichsbahn. De houding van Thomsen verandert na de staking, als NS het pand verlaat en een groep mannen zich opwerpt om het tegen ’terroristen’ te beschermen. Het is de groep van gemeenteopzichter Siem de Man, leider van de Utrechtse knokploegen en vanaf november 1944 commandant van het Utrechtse gewest van de Binnenlandse Strijdkrachten. De ’Ploeg Siem’ doet zich voor als pro-Duits en weet het vertrouwen te winnen van de Reichsbahn om als bewakers aan de slag te gaan. Het is een voorgekookt plan, bekent De Man later. ,,Voor de staking werd met de (NS-)directie de bescherming van diverse gebouwen besproken, in geval van het uitbreken van een spoorwegstaking. Onder meer de bescherming van HGB III’’, zegt Siem de Man in 1945 in de verzetskrant Je Maintiendrai. ,,Hier ontstond de spionage van de telefooncentrale in verbinding met de telefoonlijn Utrecht-Nijmegen, waardoor vele treindoelen aan de geallieerden tijdig zijn gemeld en met gunstig gevolg gebombardeerd, onder meer vele munitie- en troepentransporttreinen. In de eerste week van de staking is in HGB III ruim een half miljoen gulden aan contanten uit de kluis verwijderd.’’
Oltman wordt één van Siems mannen. Ze draaien voornamelijk nachtdiensten. De Man draagt Thomsen op om vooral toegang te krijgen tot de telefooncentrale, die voor onbevoegden verboden terrein is. Hij moet proberen gesprekken af te luisteren en informatie op te vangen over Duitse transporten met wapens en munitie naar het front, dat in september 1944 door de grote rivieren wordt gescheiden.
Geheime verbinding
Thomsen slaagt er in de Duitse lijnen af te luisteren en stuurt zijn informatie door naar zijn contactpersoon in Utrecht, ’Oom Henk’. Het is de 52-jarige Wolter Heukels, die als PTT-opzichter werkt op het hoofdpostkantoor aan de Neude. Hij woont er naast in het gebouw met de bijnaam het ’Kraaiennest’. Heukels is ook actief is voor de knokploegen. Hij en collega Leendert Jans weten van een telefoonlijn van de Provinciaal Geldersche Electriciteits-Maatschappij (PGEM) naar Nijmegen, die nog niet door de Duitsers is ontdekt.
Gedurende vier weken functioneert de geheime verbinding tussen Utrecht en Nijmegen, waar de leiding van de Ordedienst (OD) de berichten van Thomsen opvangt en deelt met de geallieerden. Totaal zestig transporten zijn hierna gebombardeerd of gesaboteerd. Op 16 oktober 1944 zwijgt de lijn, als Wolter Heukels thuis wordt opgepakt. Een dag later gebeurt hetzelfde met Jans. Hun namen zijn bij een inval in Amsterdam ontdekt bij een huiszoeking. Heukels probeert nog te ontkomen, maar raakt bij een val zwaar gewond. Na hun arrestatie zitten Heukels en Lans vast in het Huis van Bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam, maar worden op 22 januari 1945 gefusilleerd in Utrecht.
Ook Oltman Thomsen loopt bijna tegen de lamp, als hij wordt betrapt in de telefooncentrale van de Reichsbahn- afdeling. Hij weet de centralisten te overtuigen dat hij een knop moet repareren, die hij kort te voren zelf snel kapot heeft kunnen maken. Zo ontspringt hij de dans. Nog tot begin 1945 probeert hij informatie te verzamelen en via het netwerk van de Groep van Siem door te geven, maar dan besluit Thomsen om te stoppen. Het wordt hem te gevaarlijk in Utrecht en hij is van de een op de andere dag verdwenen. Oltman keert terug naar Scheemda, waar zijn zwangere vrouw en drie dochters korte tijd tevoren al zijn ingetrokken bij zijn moeder.
Terug in Scheemda
Terug in de stad van zijn jeugd, komt Oltman al snel in contact met de lokale leiding van de Binnenlandse Strijdkrachten en biedt zijn diensten aan. De provincie is dan nog stevig in handen van de Duitsers, maar in april rukken de Polen en Canadezen op. Na drie dagen harde strijd is de stad Groningen op 16 april bevrijd. Het front schuift op naar het noordoosten en Delfzijl, waar de laatste grote gevechten op Nederlands grondgebied zullen plaatsvinden. Ze gaan de geschiedenis in als de strijd om het Eemsmondgebied of als de Delfzijl-pocket.
Vanaf 19 april rukken verschillende Canadese en Poolse infanterie-brigades en divisies op naar Delfzijl. Het vlakke en open gebied wordt door de Duitsers zeer zwaar verdedigd. Hun luchtafweergeschut in betonnen bunkers, dat het eindpunt vormt van de Atlantik Wall, staat landinwaarts gericht om de Canadezen zoveel mogelijk schade toe te brengen. In de buurt liggen mijnenvelden, tankversperringen en kilometers prikkeldraad.
Zware verliezen
Drie dagen duurt de strijd om Wagenborgen, waar het 1ste bataljon van het Scottish Canadian Regiment zware verliezen lijdt omdat het de aanwezigheid van eenheden van de Duitse Kriegsmarine heeft onderschat. Uiteindelijk komt het zwaar beschadigde Wagenborgen op 23 april in Canadese handen en worden honderden Duitsers krijgsgevangen genomen. Het Irish Regiment lost het Scottish Canadian af en bereidt zich voor op een nieuw offensief noordwaarts richting Delfzijl via het dorp Heveskes, dat tegen de dijk met de Eems ligt.
Middenin het frontgebied zit dan ook Oltman Thomsen. Hij is volop actief voor de afdeling Scheemda van de Binnenlandse Strijdkrachten. De plaatselijke commandant H. Zwaagman meldt in een rapport: ,,Op donderdag 26 april 1945 zijn de volgende leden der BS te Scheemda O.R. Thomsen, P. en V. naar Wagenborgen vertrokken met de bedoeling enige wapens te verkrijgen voor bovengenoemde groep, daar de BS te Scheemda onvoldoende wapens ter beschikking had voor de patrouillediensten en de bewaking van ruim vijfhonderd volwassen gevangenen.’’ ,,Bovengenoemde personen zijn echter doorgetrokken naar Meedhuizen en hebben daar enkele NSB’ers gearresteerd. Ook hebben zij daar met toestemming van de Canadese commandant de gevechtslinie bewaakt voor eventuele Duitse spionnen. Vrijdag 27 april zijn Thomsen en P. naar Scheemda teruggegaan om droge kleren te halen. Op zaterdag 28 april zijn beiden weer naar Meedhuizen vertrokken, om de ondergrondse te helpen en te tolken. Zij bleven niet in Meedhuizen, maar trokken verder en kwamen in gevechten terecht tussen de Canadese en Duitse troepen en werden beschoten.’’
Strijd om Heveskes
Het omvangrijke oorlogsdagboek van het Irish Regiment meldt dat er die zaterdag in slecht weer hard is gevochten, nadat de Canadezen om één uur ’s nachts met twee compagnieën hun opmars van Wagenborgen naar Heveskes voortzetten. De dagen ervoor hebben ze al voortdurend onder Duitse artillerie gelegen, nu ondervinden ze opnieuw ’aanzienlijke weerstand’. Als het licht wordt, is de A-compagnie al zeven man kwijt en heeft 23 Duitsers gevangengenomen.
De A-compagnie boekt voortgang, maar merkt te laat dat ze van alle kanten onder vijandig vuur wordt genomen. In de namiddag wordt de C-compagnie zwaar bestookt en verliest manschappen, maar schakelt de vijand uit met artillerie en mortieren. Het duurt nog twee dagen, voordat Heveskes op 30 april is veroverd – de dag waarop Adolf Hitler zelfmoord pleegt. Pas op 2 mei is het hele Eemsmondgebied bevrijd en zijn de Duitsers verslagen, maar wel ten koste van de levens van 185 Duitsers, 102 Canadezen en 88 burgers.
In deze felle strijd om Heveskes van 28 april komt ook Oltman Thomsen om het leven. Het verslag van Zwaagman schrijft over hem en compagnon P.: ,,Zij lieten zich in een sloot vallen en bleven daar tot de gevechten ophielden. Thomsen kroop uit de sloot en wilde per fiets de Canadese troepen waarschuwen, maar werd door de Duitsers gedood. Op zondag 29 april werd zijn lichaam naar Wagenborgen gebracht en op maandag daar gekist en naar Scheemda overgebracht, waar hij op woensdag 2 mei werd begraven.’’ Daar ligt Thomsen nog steeds in een graf met zijn vader en in 1977 overleden moeder.
Wrang detail: op de dag van zijn overlijden beklaagt de waarnemend BS-commandant zich bij Zwaagman in een briefje over Thomsen: ,,Genoemde T. opereert op eigen houtje in andere plaatsen of zelfs districten, waar hij niets noodig heeft dan alleen op uw lastgeving.’’
Oltman Thomsen is in 1946 onderscheiden met het Verzetskruis. In het huidige ProRail-hoofdkantoor ’De Inktpot’ in Utrecht herinnert een plaquette in het trappenhuis aan hem en 31 andere spoorwegwerknemers, die in de oorlog zijn omgekomen. In de fusiegemeente Oldambt, waarvan Scheemda tegenwoordig deel uitmaakt, is in 2016 een plaquette onthuld met zijn naam en die van verzetsman Pieter Aukes.





