Leendert Valstarstraat
Buurt 5
- Leendert Marinus Valstar (36), Nederlands verzet/hulp aan onderduikers en landelijke knokploegen 1940-1944, tuinder.
- Geboren 10-08-1908 in Naaldwijk, gefusilleerd op 04-09- 1944 in Kamp Vught. Gecremeerd in Kamp Vught.
- Onderscheiding: Verzetskruis.

,,Een geboren leider, een groot organisator. Op en top geschikt voor het KP-werk’’: zo omschrijft Loe de Jong Leendert Marinus Valstar. Als één van de topleiders van de Landelijke Knokploegen heeft Valstar een groot stempel gedrukt op het georganiseerde verzet.
De Valstars zijn een eeuwenoud tuindersgeslacht in Naaldwijk. Vader Fulps leidt het bedrijf en is tot 1940 tevens regeringscommissaris voor de tuinbouw. Hij en zijn vrouw Johanna krijgen zes zoons en drie dochters. Leendert Marinus is in augustus 1908 het vierde kind maar wordt vernoemd naar zijn oudste broertje, dat in maart 1903 na elf maanden is overleden. Op zijn 22ste trouwt Leendert met Neeltje (’Nelie’) Dekker. Het paar blijft jaren kinderloos.
Leendert dient in de ’Bijzondere Vrijwillige Landstorm’ en als dienstplichtig korporaal bij de Bereden Artillerie. Na 10 mei 1940 vecht die aan de Grebbelinie, maar ,,tot zijn grote spijt’’ (Willem Valstar) doet Leendert niet mee. Wel wordt hij op 14 mei naar Den Haag gestuurd om bevestiging te vragen dat Nederland heeft gecapituleerd.
Thuis slaagt hij voor verschillende tuinbouwcursussen, maar in de zomer van 1942 neemt Valstar’s leven een wending. Ondanks de risico’s vanwege een grote NSB-aanhang in het Westlandse dorp, nemen Leendert en Nelie een Joodse onderduiker in huis na bemiddeling van ’Oom Piet’, verzetsman Piet Doelman. Die heeft contact met dominee Frits Slomp, die sinds eind 1942 de hulp aan onderduikers landelijk coördineert. (zie Helena Kuipers- Rietbergstraat).
In mei 1943 stuurt Slomp de Meppeler verzetsman Henk Veldhuis alias ’Vosje’ naar Naaldwijk om met Leendert en broer Willem de hulp aan onderduikers te bespreken. Veldhuis introduceert Leendert, die zich voortaan ’Bertus de Vries’ noemt en soms ’Johannes van Zanten’, in de wereld van de knokploegen. Een bezoek aan Meppel inspireert hem en Doelman om in het Westland een eigen knokploeg op te zetten, die uitgroeit tot vijftien man en in samenstelling bijna niet verandert.
Eerste actie
Hun eerste kraak is die van het Naaldwijkse bureau voor voedselvoorziening in de nacht van 6 op 7 juli 1943. Ze bemachtigen duizenden Ausweisen, die werkers in de land- en tuinbouw nodig hebben voor vrijstelling van tewerkstelling in Duitsland. Daarna wil Bertus met ’Vosje’ de administratie van de Bevolkingsregisters in Naaldwijk en ’s-Gravenzande vernietigen. Valstar meent de gemeentebode in het complot mee te hebben, die hem aan een valse sleutel zal helpen.
De bode ’kreeg het op het laatste moment te pakken’ en biecht het plan op aan de gemeentesecretaris, die de politie inschakelt. Bijna direct is de Sicherheitspolizei op de hoogte. De bode wijst de politie naar de smid, die bekent dat hij een valse sleutel voor ’Bertus’ heeft gemaakt: ,,De smid had garantie gevraagd dat Bertus gewaarschuwd zou worden, hetgeen de inspecteur toezegde. Hij hield echter geen woord en stuurde een agent met een SD’er naar de woning van Bertus’’, aldus Willem in een verslag over zijn broer.
Leendert is toevallig thuis, ziet de politie naderen en vlucht via de achterdeur door de tomatenvelden. Enkele dagen later arresteert de politie Nelie, zijn schoonouders en schoonzus en haar man. De schoonzus is na enkele dagen vrij, maar zijn schoonouders worden drie maanden vastgehouden. Nelie zit zelfs vier maanden in Scheveningen. ,,Toen hij dit hoorde, wilde hij zich direct gaan melden, vooral omdat zijn schoonouders al boven de zeventig jaar waren’’, aldus Willem.
Hij vervolgt: ,,Het is juist in deze periode geweest, een periode van ontzettend veel innerlijke strijd, waarin Bertus de man geworden is die nog maar één doel kende: de strijd op leven en dood tegen de bezetter. Vooral toen hij van zijn vrouw een clandestien briefje uit de gevangenis kreeg dat hij zich harder dan ooit voor de goede zaak moest gaan inzetten, heeft hij geen dag meer stilgezeten.’’
Top-LKP
Leendert verft zijn rode haar zwart, duikt onder op tal van adressen en legt contacten met plaatselijke KP-leiders en de Trouw-groep, die waardevolle inlichtingen verschaft. Hij trekt veel op met ’Vosje’. Beiden raken op station Zwolle verwikkeld in een vuurgevecht met de Ordnungspolizei. ’Bertus’ verblijft daarna enkele maanden in het Noorden en bezoekt zijn eerste Beursvergadering, het wekelijkse overleg van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) dat ’Tante Riek’ en dominee Slomp hebben opgezet.
Belangrijker is dat Valstar in augustus ’43 in contact komt met Hilbert van Dijk en Izaäk van der Horst, de drijvende krachten achter de knokploegen. Al enkele weken leeft bij hen de wens om die landelijk te organiseren. Op 14 augustus is Leendert er bij, als de Landelijke Organisatie voor Knokploegen (LKP) wordt opgericht. Met Van Dijk, Van der Horst en Liepke Scheepstra vormt hij de Top-LKP. Het brengt hem in contact met Johannes Post, leider van de KP-Johannes, die vanaf begin 1944 actiever wordt in West-Nederland (zie Jan Wildschutstraat). Al delen Valstar en Post hun gereformeerde geloof, hun politieke visies verschillen sterk en bemoeilijken hun samenwerking.
Als LKP-leider West-Nederland richt Bertus zich op Rotterdam. De stad kent vele knokploegen, waarbij enige coördinatie geen kwaad kan. ’Witte Piet’ (Piet de Beer) en hij worden onafscheidelijk, maar Bertus werkt ook nauw samen met Sam Esmeijer (zie Samuel Esmeijerstraat) en Frits Conijn in Noord-Holland. Zijn eerste LKP-overval pleegt Bertus samen met andere groepen op 6 oktober op het distributiekantoor in Capelle aan den IJssel. Ondanks een gebrek aan wapens wordt het een succes. Tien dagen later slaagt ook de bevrijding van het gewonde KP-lid ’Kees’ uit het Kriegslazarett in ’s-Hertogenbosch, waaraan Valstar tegen zijn gewoonte in zelf meedoet.
Leendert Valstar geniet het volste vertrouwen van zijn ’jongens’. ,,Bertus had de gave om mensen te kiezen voor het voor hen geschikte werk. Hij kweekte een kader, waar hij de zaken aan overlaten kon. Hij bemoeide zich meestal niet eens met de finesses maar gaf zijn jongens opdracht een bepaald project uit te werken en hem dan ter goedkeuring voor te leggen. De jongens wilden niet eens, dat hij zelf mee ging en onnodig risico liep’’, vermeldt het LO-LKP-gedenkboek ’Het Grote Gebod’.”
Begin 1944 gaat Valstars tijd op aan wekelijkse vergaderingen met de Top-LKP en de Trouw-groep om inlichtingen te bespreken, doelen te bepalen en af te stemmen. Hij benadert ook de Ordedienst (OD), die met ex-militairen strategische informatie verzamelt. Er komen sabotagegroepen om spoorwegen op te blazen en zijn LKP voert liquidaties uit, al is Valstar hiermee terughoudend. Johannes Post brengt Valstar in contact met de spionagegroep Albrecht, die bij de regering in Londen op meer wapens moet aandringen. Post en Valstar gaan niet zelf, wat hun redding is als het bootje met een delegatie van professor Rutgers op de Noordzee motorpech krijgt en in Duitse handen valt.
Bertus’ groep pleegt in het Westen tientallen overvallen. Begin februari maakt die 100.000 blanco Z-Karten buit, die de Duitsers gebruiken voor de administratie van de Arbeitseinsatz. Op 26 februari plegen zijn mannen met Esmeijer en anderen een succesvolle overval op het politiebureau van Delft. Na een flinke knokpartij bevrijden ze drie Joodse gedetineerden en maken 38 wapens buit. ,,Bertus was de man die alles rustig stond aan te kijken. In de meest hachelijke posities bleef hij ijzig kalm’’, zegt verzetsman V. Vermeer. Daarentegen mislukt op 1 mei de bevrijding van de Noord-Hollandse LO-leider Henk Dienske uit het Huis van Bewaring aan de Amsterdamse Weteringschans, waarvoor Valstar samenwerkt met Gerrit van der Veen.
Op 15 mei bezoekt Valstar in Delft Nelie, waar zij woont nadat het huis in Naaldwijk in oktober 1943 is gevorderd. Nelie bericht hem dat zij twee maanden zwanger is van een zoon, die naar opa Fulps wordt vernoemd maar die hij nooit zou zien. In alle haast om een trein te halen, verzuimt Leendert een toiletbezoek. Onderweg krijgt hij aandrang en leegt zijn blaas in een park achter een boom. Dat wordt gezien door een vrouw. Zij spreekt een agent aan, die in het park surveilleert omdat er eerder een schennispleger is waargenomen. De agent sommeert Valstar mee te komen naar het politiebureau, hetzelfde bureau dat hij in februari zonder vermomming heeft overvallen. Hij vreest onmiddellijk te worden herkend.
Leendert neemt de benen en vlucht een doodlopend steegje in, houdt zich schuil maar wordt door dezelfde agent ontdekt. ,,Bij een ontvluchtingspoging, waarbij Bertus de agent neerschoot, werd hij ongelukkigerwijs door een andere agent en door toelopend publiek opnieuw gegrepen en overgebracht haar het politiebureau’’, aldus Willem Valstar.
Zijn ’jongens’ zijn direct gealarmeerd en willen hun baas te bevrijden, maar het bureau is te zwaar bewaakt. Bovendien wordt Valstar na enkele uren onder zware bewaking overgebracht naar de SD-gevangenis Haagsche Veer in Rotterdam. Daar wordt ’Bertus de Vries’ ontmaskerd. Nog geeft hij niet op en slikt enkele tanden van zijn kunstgebit in, in de hoop zo in het ziekenhuis te komen dat eenvoudiger is te overvallen. Dat gebeurt niet.
De dagen erna probeert Johannes Post, niet bepaald zijn boezemvriend, met steun van oud-minister Donner gevangenisdirecteur Swart over te halen om Valstar vrij te krijgen. Swart zegt mee te werken en zelf onder te duiken, maar speelt een spel als hij op 21 mei meldt dat Valstar al naar Vught is afgevoerd. In werkelijkheid zit Leendert nog vast en wordt pas later die dag door de SS opgehaald, zo meldt de arrestantenkaart van de Rotterdamse politie.
Vught
Leendert Valstar zit ruim drie maanden onder het strengste SS-regime in cel 7 van de beruchte bunker in Vught. ,,De eerste weken werd hij praktisch dag en nacht verhoord, volgens het bekende uitputtingssysteem, de zogenaamde ’Dauervernehmung’’’, aldus ’Het Grote Gebod’. Een medegevangene verklaart later dat Valstar zeven dagen geboeid en zonder eten op een stoel is gezet, buiten kennis raakte en in de isoleercel werd gegooid. Daarna is hij naar de ziekenbarak overgeplaatst.
Volgens Willem, die zelf dan ook in Vught zit, heeft Leendert niets losgelaten en juist geprobeerd om de SS op een dwaalspoor te brengen door te zeggen dat er wel vier verzetsmensen ’Bertus’ heten. Maar Leendert kan hen niets meer wijsmaken. Zijn identiteit is bekend dankzij Bert Brune. Aanvankelijk als verzetsman, dringt Brune door tot de Ordedienst en LO en zit in december 1943 zelfs aan tafel bij besprekingen met Valstar en Scheepstra. Hij wordt diep gewantrouwd en gezien als V-Mann voor de SD. Die arresteert Brune in januari 1944 zowaar maar lijft hem vervolgens in als informant. Bijna lapt hij Liepke Scheepstra er bij. In Amsterdam verraadt hij een café, waar de SD dertien verzetsmensen kan oppakken. Door hem belandt Izaäk van der Horst kort daarna in Vught. ,,Van Brune wist de SD wie men in handen had. Tegen de overweldigende feitenkennis van de SD bleef geen fictie bestand. Het was een gevecht zonder kans en zonder hoop.’’
Vader Fulps heeft wel hoop. Hij en zijn jongste zoon Cees proberen Leendert en Willem vrij te krijgen uit Vught. Ze bezoeken eind augustus in Kampen een paar keer drankhandelaar Jan Willem Siebrand. Hij is omstreden door zijn goede banden met veel Duitsers tot aan SS-baas Rauter aan toe, maar doet achter de schermen voor tientallen arrestanten een goed woordje.
Via Siebrand komt Cees Valstar in contact met Erich Deppner, de in Nederland nimmer veroordeelde SS’er die in Vught over executies besluit. Voor 20.000 gulden belooft Deppner de Valstar-broers te sparen, maar hij laat uiteindelijk alleen Willem vrij. Leendert is hem te waardevol, weet hij dankzij Brune. ,,Het is mijn vaste overtuiging dat de heer Sybrand deze zaak tot een goed einde had kunnen brengen, als de fatale ’dolle dinsdag’ ons land bespaard gebleven was’’, schrijft Cees Valstar in augustus 1946.
Ondanks alle beperkingen smokkelt Leendert op wc-papier vijf briefjes de bunker uit voor Nelie. ,,Zeg aan vrienden toch voorzichtig te zijn, want overal zit verraad tussen, ze weten hier ongeveer alles. (…) Geef door dat niemand mijn naam noemt wanneer hij wordt gearresteerd’’, schrijft hij. ,,Ik zie mijn zaak zwaar in, maar ben vol vertrouwen en goeden moed. God heeft mij wonderlijk getroost en gesterkt.’’ Zijn laatste brief besluit hij met: ,,Dag lieveling, ik denk en bid elke minuut van de dag voor jou en jullie allen en of God mij wil bekwamen en bereid maken voor alles wat komt’’, gevolgd door ,,Tot ziens.’’
’s Avonds om half acht op 4 september wordt Leendert Valstar geëxecuteerd, bevestigt een document twee dagen later. Op de dodenlijst staan ook Izaäk van der Horst en 59 anderen. Hun resten zijn in Vught gecremeerd. Zij behoren tot de minstens 329 gevangenen die tussen juli en 5 september 1944 in Vught zijn doodgeschoten. Diezelfde ’Dolle Dinsdag’ wordt het kamp ontruimd en gaan ruim 2.200 gevangenen met treinen naar concentratiekampen.
Het afwikkelingsbureau Concentratiekampen bevestigt in oktober 1945 dat Leendert Valstar in Vught in gefusilleerd. Toch waren er in augustus berichten dat een ’Bertus uit het Westland’ met tyfus in de door Russen bezette gebieden in Duitsland verblijft. Daarom vraagt Nelie in oktober 1946 koningin Wilhelmina om hulp om de geruchten na te gaan, ook al heeft de vorstin op 7 mei het Verzetskruis postuum al uitgereikt.
Op de dag van Leenderts executie wordt vader Fulps (65) begraven. Een Landwachter heeft op 29 augustus opdracht van het Sonderkommando Feldmeijer om vader Valstar en een ander met een Silbertanne-moord dood te schieten, uit wraak voor een liquidatie door het verzet. In plaats daarvan levert hij het tweetal af bij de SD in Rotterdam. Een woeste Aussenstellenführer Herbert Wölk beveelt de volgende dag hun executie in de kelder van het gebouw, waarna de lichamen langs de weg tussen Rotterdam en Gouda worden achtergelaten.
Behalve in Almere is er een Leendert Valstarstraat in Vlaardingen en een Leendert Valstarhof in Amsterdam.





