
De familie Hero vlak voor het vertrek van Ismir. Van links naar rechts: Ismir, moeder Hajrija, Amel en vader Mustafa.
Het verhaal van de familie Hero uit Bosnië
Mijn vrouw Hajrija en ik (Mustafa) zijn beide geboren in 1952 in Sarajevo. De naoorlogse generatie die midden in de wederopbouw opgroeit in een multicultureel land waar men al eeuwen lang vreedzaam samenleeft. Bosnië en Herzegovina is op dat moment onderdeel van Joegoslavië. Als jong stel Sarajevanen weten wij niet beter dan dat het Oosten en het Westen elkaar hier ontmoeten.
Onze stad ligt in een dal. Omringd en ingesloten door vijf grote bergen. We trouwen in 1973 en werken hard, maar ontspannen evenzogoed. Met barbecues en vrienden in de flanken van de bergen. Het leven is er goed. Precies 9 maanden na onze huwelijksnacht wordt onze eerste zoon Ismir geboren en 6 jaar later in 1980 komt onze tweede zoon Amel ter wereld.
Sarajevo kampt al jaren met een tekort aan woningen. Een koophuis was voor onze generatie ondenkbaar en als huurders zonder bescherming verhuizen wij noodgedwongen maar liefst 17 keer in een tijdbestek van 8 jaar. Maar, begin jaren tachtig komen we vol in de internationale spotlights te staan. Onze bergen worden Olympisch. De spelen van 1984 zijn namelijk toegewezen aan onze stad! Sarajevo gaat groeien. Grenzend aan het vliegveld wordt voor de sporters uit de hele wereld een speciale woonwijk Dobrinja uit de grond gestampt. De bedoeling is dat jonge gezinnen na afloop van dit wereld-evenement die woningen gesubsidieerd kunnen kopen. We schijven ons in en zijn dolgelukkig dat wij ingeloot worden om al voor de Spelen onze eerste koopwoning te mogen betrekken. Het is zomer 1982 als we aan de rand van het toekomstige Olympische dorp naar ons eerste koophuis verhuizen.
Onze oudste zoon Ismir ontwikkelt zich al snel als een bijzonder creatieve jongen. Hij zingt en danst en schrijft op hoog niveau. Na een tijdje gaat hij als puber werken voor de nationale radio en even later eindigt Ismir zelfs als jonge regisseur van het landelijke tv-journaal van Bosnië. Het gaat ons goed. Tot 5 april 1992. De oorlog in onze stad begint…
Al een paar jaar rommelt het in heel Joegoslavië. Sinds Tito’s overlijden in 1980 verschijnen opeens steeds meer nationalisten. Plotseling wordt iemands naam, religie, en persoonlijk achtergrond belangrijk. Voor ons een ondenkbaar iets. Al een jaar eerder, in 1991, is het geweld in Slovenië en Kroatië uitgebarsten en met lede ogen kijken we naar alle verschrikkingen op de tv. We waren er heilig van overtuigd dat zoiets nooit in Bosnië en zeker niet in Sarajevo kon gebeuren. Maar, op 5 april 1992 ging het mis. De vredesdemonstratie tegen nationalisme eindigt in een bloedbad bij het parlement. Scherpschutters van de Bosnisch-Servische politicus Radovan Karadžić schieten op onschuldige mensen. Wat volgt zijn 1.425 gruwelijke oorlogsdagen waarin onze stad volledig wordt omringd. Een openluchtgevangenis. De langste belegering in de geschiedenis van moderne oorlogsvoering.
Alle mannen moeten daarop het leger in. Ook ik dus. Aangezien de frontlinie dwars door Dobrinja loopt, bevind ik mij uiteindelijk in de loopgraven van mijn eigen woonwijk. Tanks en milities sluiten ons in en in de eerste weken is Dobrinja ook afgesloten van de rest van Sarajevo. Dus ook van de tv-studio waar Ismir werkt. Sarajevo wordt onophoudelijk bestookt met mortieren, kogels en granaten. Amel en mama zijn vaak noodgedwongen alleen thuis en staan doodsangsten uit. Het water en de elektriciteit worden door de belegeraars afgesloten. Geen water dus. Geen licht. En ook geen verwarming.
Als we na een tijdje toch weer met de rest van de stad worden verbonden, lukt het Ismir om door de loopgraven naar huis toe te komen vanuit zijn werk. De emoties zijn onbeschrijfelijk. Toch gaat het leven stug door. Ik verdedig de stad als soldaat en Ismir met zijn journalistieke werk. Hij maakt verslagen van alle ontwikkelingen en van ons grote lijden. Beelden die de werkelijkheid moeten overbrengen naar de rest van de wereld. In de hoop dat de waarheid ons helpt. Maar er zal weinig tot niets gebeuren. De wereld kijkt toe terwijl jong en oud sterft.
Toch houden wij moed. Er wordt vindingrijk een tunnel onder het vliegveld door gegraven. De ingang is op slechts 150 meter van ons woonhuis in Dobrinja. Een ultrageheim project. Voedsel, brandstof, wapens, mensen en soldaten komen zo alsnog mondjesmaat de stad in en uit. Mijn jongste zoon Amel, die nog maar 13 jaar oud is, meldt zich aan als runner voor de tunnel. Hij draagt spullen en helpt de ouderen. Als ouders zijn wij blij. Onder de aarde is hij als kind tenminste veilig voor de kogels en granaten en ook het tv-gebouw waar Ismir werkt is van gewapend beton.
Maar dan wordt ook Ismir voor het leger opgeroepen en naar de linies gezonden rondom de stad. Daarvan komt hij gebroken terug. Wij beseffen als ouders dat als dit zo door gaat, hij dat niet zal overleven. We besluiten daarom dat hij het beste de stad kan verlaten door te vluchten door de tunnel. Als oudste heeft hij in het buitenland de meeste kans om te overleven. Oudste? Ismir is net 20 geworden, maar door de laatste 2 jaar oorlog lijkt hij veel ouder.
Op een koude novemberavond in 1994 nemen wij hartverscheurend afscheid van elkaar. We kleden ons aan met de netste kleren die we nog hebben en nemen nog wat laatste foto’s ter herinnering. Samen lopen we naar de ingang van de tunnel. Een kus, een knuffel en Ismir is weg. Dagen lang weten wij niet of hij de reis naar het Westen heeft overleeft. Uiteindelijk komt het bericht via het Rode Kruis dat hij in Nederland is belandt. En ook al komt Ismir na het einde van de oorlog vaak langs… Het zal tot in 2016 duren dat wij als gezin pas echt zijn herenigd.
Note: ‘’Enkeltje Holandija’’ is de voorstelling die is gemaakt over de familie Hero en werd op 4 mei 2023 uitgezonden door Omroep Flevoland