
Vlissingen in de Tweede Wereldoorlog
Het verhaal van Jenny Lippens-de Roos
Vluchten van huis en haard voor de vijand en altijd de angst voor bombardementen. Het is de geschiedenis van zó veel mensen. Ging de oorlog ooit uit hen? Jenny Lippens-de Roos was 4 jaar toen de oorlog uitbrak. Zij woonde in Zeeland tot vluchten voor de bezetter de enige overleving leek.
In de oorlog wisten wij niet beter: We moesten steeds opnieuw vluchten. Van onze woonplaats Vlissingen, naar Koudekerke, Abeele, Domburg, Naarden en aan het einde van de oorlog naar Walcheren.
In Vlissingen werd al snel na de bezetting de vliegtuigfabriek, het vliegveld en de scheepswerf bezet. Uit angst voor wat er nog zou komen, vertrokken wij naar Koudekerke om even op adem te komen bij de boer. Als kind ervaarden we dit als één groot avontuur. Het was toch leuk om met je matrasje naar een logeeradres te gaan! Mijn ouders waren wel bang en dat was voelbaar in elke vezel. Hoe klein ik ook was: dat weet ik nog zó goed.
Ik kan me herinneren dat papa me een keer naar de kapper bracht en zei: ‘ik kom je hier halen als je klaar bent’. Ineens waren er sirenes en volgden de bommen. Dát was het moment waarop ik echt bang werd.
In Domburg woonden we 7 maanden in het bos bij de boswachter. Als kind voelde ik me daar gelukkig omdat ik er kon spelen met Rinus. Oh, wat hebben wij een kattenkwaad uitgehaald samen. Papa ging toen dagelijks met gevaar voor eigen leven op de fiets naar Vlissingen om te werken.
Mijn schooljuf Haring werd getroffen en overleed, mijn mama verstopte mij op de WC als er bombardementen waren, mijn buurjongetje werd gedood in de schuilkelder en bij papa zag je de tranen in zijn ogen als hij zei: ‘we gaan op Radio Oranje naar onze Koningin luisteren’ en daarop pakte hij onze verboden radio uit de schuilplaats. Er werd een V1 gebouwd die op Engeland werd gericht, ik was getuige van het afhakken van benen van dode paarden, dijken werden kapot gemaakt en in Westkapelle zijn de helft van alle inwoners verdronken. Toen we net weer terug waren in Middelburg begonnen de beschietingen waarbij ook de munitiefabriek is geraakt.
Zo maar herinneringen. De oorlog liet zich zien in al haar verschrikkingen en blijheid en geluk maakten plaats voor verdriet en angst.
Inmiddels was alles plat en wij waren dodelijk vermoeid toen op 19 oktober Zeeland werd bevrijd. Het voelde niet vrij. Er was niets meer om naar toe te gaan. We gingen naar de kerk in Zuid Beverland en ik herinner me nog zó goed de kisten vól met prachtige rode sterappels. Helaas konden we daar niet blijven.
De slager in Goes bood ons hulp. Er was daar een Kerstviering van het Leger des Heils met lampjes en muziek. Ik zal dat nooit vergeten.
Bijna de hele oorlog waren we op de vlucht, de angst was altijd groot en ook ná de bevrijding bleven we lang zwak: we hadden luizen en schurft en de oorlog zat diep in ons geworteld. Dat merk ik nú als ik lees over oorlogen en brandhaarden vandaag de dag. Dat schrijnende verdriet dat mensen van elkaar worden gescheiden, moeten vluchten en in het ongewisse leven over het lot van hun dierbaren.
Mensen lijden onder macht. We proberen de wereld te verbeteren, maar het lukt niet. De oorlog heeft mij geleerd om weerbaar te zijn, maar ik ben ook bang voor de toekomst van mijn kleinkinderen en zo meteen voor mijn achterkleinkindje. Voor hen zal ik net als mijn vader deed zo normaal mogelijk doen en misschien, net als hij voor óns deed, voorlezen uit Bolleke de Beer. Angst mag géén kans krijgen.
Mijn ouders waren mijn lichtpuntjes. Altijd positief, zij probeerden van alles een feestje te maken terwijl de werkelijkheid toch anders was. Dát gaf ons de kracht om door te gaan. Ik kan nu op mijn 88ste zeggen: ik heb het gered en de oorlog is een beetje uit mij gegaan.