Hanna Hilgersstraat
Buurt 4
- Hanna Christa (’Hannie’) Hilgers (25), Nederlands-Indië/West-Java Batavia 1942-1943, betrokken bij Groep Welter, kantoormedewerkster.
- Geboren 14-05-1918 in Bandoeng, geëxecuteerd/onthoofd 06-09-1943 in Buitenzorg-Batoetoelis.
- Begraven: Nederlands Ereveld Ancol – Jakarta, graf II 49.
- Onderscheidingen: Verzetsherdenkingskruis, Verzetsster Oost-Azië.

Het bordje zegt Hanna Hilgersstraat, maar dat klopt niet. ,,In mijn familie is het altijd Hannie Hilgers geweest’’, schrijft haar broer Johan in 1994 in een kort briefje aan de gemeente Almere.
Het is dus Hannie Hilgers en ook geen Hanny, zoals vaak gespeld. Ze is de oudste dochter van het gezin Hilgers, geboren in mei 1918 in Bandoeng, net als haar jongere zus Elisabeth (’Lizzy’) en Johan. Zowel aan vaders als moederskant gaat het minstens drie generaties terug naar voorouders, die in Nederlands-Indië zijn geboren.
Begin jaren ’40 wonen ze in Batavia in Menteng, de groene woonwijk voor de gegoede middenklasse met Nederlandse wortels. Nog steeds staat Menteng als elitewijk te boek. Dat ze uit een welgestelde familie komt, zie je op foto’s van Hannie: ze is op en top gekleed, een Westers ogende vrouw met oosterse invloeden. Ze heeft een kantoorbaan bij de handelsonderneming Reiss & Co.
Het is bij de Hilgers sinds het voorjaar van 1942 iets voller in huis. Na de capitulatie biedt de familie onderdak aan twee geallieerde militairen, de Britse tolk in Australische dienst Tom Powell en de Australische luitenant John Appelby. Beiden zijn gevlucht uit een krijgsgevangenkamp in Batavia. De Powells kennen de Hilgers al van voor de oorlog, schrijft Tom’s schoonzus jaren later. Ze benadrukt dat de familie Hilgers met het verlenen van onderduik ,,een groot eigen risico voor eigen leven op zich heeft genomen dat niet lichtvaardig mag worden beoordeeld’’.
Onderduikadres
Tom Powell en John Appelby verblijven lange tijd op het onderduikadres in Menteng. De 24-jarige Hannie en 30-jarige Tom, een Brit met een Nederlandse moeder, krijgen zelfs een relatie die uitgroeit tot een verloving. Powell en Appelby doen pogingen om naar Australië te ontkomen, maar het lukt hen niet om de reis te organiseren. Na negen maanden wordt het te gevaarlijk in Batavia, als de Japanse geheime politie Kempeitai met razzia’s diverse geallieerde militairen oppakt.
Hannie gaat voor het tweetal op zoek naar een ander adres en vindt in januari 1943 een schuilplaats in een psychiatrische kliniek in Buitenzorg. Als de kliniek op last van de Japanners wordt gesloten, is er voor Powell en Appelby elders in Buitenzorg plaats bij de familie Mulder. Die heeft in de kelder al een andere onderduiker ondergebracht, KNIL-sergeant Berkhout.
Hoe en wanneer precies is niet bekend, maar Hannie is in contact gekomen met de verzetsgroep van Louis Welter (zie Groep Welterhof). Die opereert vanuit Buitenzorg en later Bandoeng, als Louis daar onderduikt. Het voorkomt niet dat Welter in september 1942 wordt opgepakt en in mei 1943 geëxecuteerd. Andere groepsleden worden in december 1942 opgepakt. Daarmee is niet duidelijk hoe lang Hannie inlichtingen heeft verzameld en bij wie haar informatie over Japanners, die ze verkrijgt via een nieuwe baan in Batavia, terecht komt.
Op 8 augustus 1943 keren Hannie en zus Lizzy niet terug naar huis. De Kempeitai heeft hen opgepakt en naar de gevangenis in Buitenzorg gebracht, waar Hannie streng wordt verhoord. Al een dag later vallen de Japanners het huis van de familie Mulder binnen en pakken Powell, Appelby en Berkhout op. ,,Ze boden verzet tegen de militaire politie met twee handgranaten, waarmee ze zichzelf en anderen wilden doden. Er vielen geen gewonden, omdat de granaten weigerden’’, vermeldt het Kempeitai- rapport.
Het drietal plus Hannie Hilgers wordt beschuldigd van samenzwering tegen de Japanners, het verzamelen van inlichtingen en bezit van wapens. Als bewijs vindt de Kempeitai tien vellen papier met gevoelige informatie, handgranaten, twee revolvers en tientallen kogels in het huis van de Mulders. Lizzy wordt niet aangeklaagd, maar samen met moeder Maria wel enige tijd geïnterneerd in de gevangenis Struiswijk voor een ’zware misdaad’, zo meldt Lizzy.
Hannie zit enkele dagen gevangen in Cel 17 van de gevangenis in Buitenzorg, samen met twee vrouwen die voor andere zaken zijn opgepakt. Eén van hen is mevrouw Göttgens. Hannie vertelt haar dat ze tijdens haar verhoren is voorgehouden dat een vriendin haar heeft verraden. Herhaaldelijk zou Hannie de Kempeitai hebben gevraagd om de naam van de verraadster, maar die krijgt ze niet te horen.
Een andere medegevangene, mevrouw Janssen-Kremer, ziet na een paar dagen dat het niet goed gaat met Hannie. Ze heeft mogelijk tuberculose en hoest bloed op, waarop de Japanners haar op een stoel in de zon zetten en met lapmiddelen proberen te herstellen. Ook beloven ze Hannie dat ze spoedig naar huis mag, maar het is een leugen. Na de volgende ochtend ziet Janssen-Kremer haar celgenoot nooit meer terug.
De hoogste militaire leiding heeft de doodstraf opgelegd aan Hilgers, Powell, Appelby en Berkhout. Op 6 september 1943 wordt die uitgevoerd: op de Chinese begraafplaats bij Batoetoelis even buiten Buitenzorg wordt het viertal onthoofd en in een massagraf begraven. Maandenlang weet niemand waar ze zijn, totdat de zuster van Appelby in oktober bij de Kempeitai navraag doet en hoort van hun executie.
Pas op 2 juni 1947 wordt het massagraf in Batoetoelis geopend. Samen met twintig anderen krijgen Hannie Hilgers, Tom Powell, John Appelby en W. Berkhout op 9 februari 1948 op het Nationale Ereveld Ancol in Batavia/ Jakarta met militaire eer hun laatste rustplaats. Twee vriendinnen dragen de kist van Hannie naar haar graf, dat op verzoek van haar moeder direct naast dat van Tom ligt.
Verraad
Wie heeft Hannie Hilgers in augustus 1943 verraden? Twee dagen na haar begrafenis staat die vraag op 11 februari 1948 centraal tijdens een rechtszaak bij de Temporaire Krijgsraad in Batavia, die enkele dagen voor verHanna horen heeft uitgetrokken. De beschuldigende vinger wijst naar Gonda de Haan, een oud-collega van Hannie. Zij zou uit jaloezie, boosheid over ’kletspraatjes’ en mogelijk voor vijfhonderd gulden tipgeld Hannie en het onderduikadres van Powell en Appelby hebben verraden aan Kempeitai-majoor Murase Mitsuo. Gonda zou informatie hebben gekregen van haar huisgenoot Milly Langois van den Berg, die Hannie nog kent van school.
De zaak wordt op de voet gevolgd door Het Dagblad. ,,De Temporaire Krijgsraad heeft de weinig benijdenswaardige taak om uit het warnet van deels zeer vage en elkander tegensprekende verklaringen van de beklaagde en getuigen zo mogelijk de waarheid naar voren te brengen’’, schrijft de krant op de tweede procesdag.
Zo zegt Murase aanvankelijk niet zeker te weten of Gonda de Haan of Milly van den Berg hem over Hannie Hilgers heeft getipt, maar houdt hij het later toch bij De Haan. Mogelijk wil de Japanner zo Van den Berg beschermen, want zij onderhoudt een meer dan vriendschappelijke relatie met hem en is zijn minnares, iets wat Milly voor de rechter glashard ontkent.
Verschillende getuigen leggen onduidelijke maar voor Gonda de Haan vaak belastende verklaringen af, die zij zelf tegenspreekt. Op 21 februari, de vijfde en laatste procesdag, eist auditeur-militair mr. Rutgers de doodstraf tegen Gonda. Hij acht wettig en overtuigend bewezen dat zij Hannie Hilgers heeft verraden, want Gonda wist van het onderduikadres en ,,er was alle reden voor beklaagde om Hanny Hilgers te haten, die praatjes over haar had rondgestrooid. Dit met de wetenschap over de verborgen krijgsgevangenen was voldoende voor beklaagde om Murase volledig op de hoogte te stellen’’. Van straf-verlichtende omstandigheden is volgens Rutgers geen sprake.
De strafeis wekt verwondering in de rechtszaal, maar de verbazing wordt nog groter als de Temporaire Krijgsraad na amper een half uur beraad Gonda de Haan volledig vrijspreekt van alle beschuldigingen en haar onmiddellijk vrijlaat. Volgens de Krijgsraad is er geen enkel overtuigend bewijs.
,,Opvallend is de merkwaardige halsstarrigheid van de Auditeur-Militair, die zijn ’bewijs’ opbouwde op onbetrouwbare verklaringen van een hoofdofficier van het Kempeitai-hoofdkwartier (Murase) en diens gewezen maîtresse (Van den Berg) en daarop zelfs de doodstraf durfde te eisen!’’, verwoordt mr. Levinus de Groot 38 jaar later nog steeds zijn verwondering. Hij doet dat in een brief aan Loe de Jong. De Groot was plaatsvervangend President van de Krijgsraad en schreef in 1948 zelf het concept-vonnis in deze zaak.
Ook in de jaren ’80 is De Groot nog steeds volledig overtuigd van de onschuld van Gonda de Haan, al weet hij dat Lizzy Hilgers haar altijd als schuldige is blijven beschouwen. Zonder het hardop te zeggen, gaat de verdenking van De Groot naar Milly van den Berg. Het zit hem nog steeds dwars dat zij nooit is vervolgd. ,,Van vervolging van de genoemde maîtresse wegens meineed is afgezien, omdat aanwijzingen bestonden dat de betrokken Auditeur- Militair geheel onder haar invloed stond! Naar ik heb vernomen is hij terstond na afloop van deze zaak ontslagen en naar Australië geëmigreerd.’’
Wie Hannie Hilgers heeft verraden, is echter nooit opgehelderd.





