Groep Werninkhof
Buurt 4
- Arnoldus Lambertus Jacques (’Nol’) Wernink (27), Nederlands- Indië/West-Java Batavia/Buitenzorg 1942-1944, leider Groep Wernink, reservekapitein infanterie KNIL, staflid Jacobson van den Berg.
- Geboren 02-01-1917 in Deventer, geëxecuteerd/onthoofd 12-12-1944 in Batavia-Antjol.
- Begraven: Nederlands Ereveld Ancol – Jakarta, graf II 65.
- Onderscheidingen: Verzetsherdenkingskruis, Verzetsster Oost-Azië.

Nol Wernink en zijn vrouw Nelly Margaretha verblijven sinds maart 1940 in Batavia. De geboren Deventernaar is reservekapitein bij de infanterie van het KNIL, maar werkt voor het uitbreken van de oorlog in Batavia als afdelingshoofd bij de handelsfirma Jacobson van den Berg. Zijn baas is vrijwel zeker Izaac Rutte, de vader van voormalig premier Mark Rutte, die de firma leidt als directeur.
Wernink behoort tot de groep militairen die na de capitulatie tegen Japan in 1942 direct verzetsplannen smeedt. Zijn huis is geregeld de plek voor overleg, aanvankelijk onder leiding van kapitein Jim Neumann. Maar Nol wordt ook aangestuurd door majoor-generaal Schilling, die een uitgebreid plan heeft opgesteld voor de gewapende strijd tegen de Japanners.
Dat plan komt nooit van de grond, op een onderdeel na: het opzetten van stads- en landwachten onder de naam Vrijwillige Landstorm. De eerste bestaan al sinds september 1940 op initiatief van het Algemeen Landbouw Syndicaat. Ze moeten zich weren tegen de rampokkers, groepen Indische lieden die nietsontziend optreden tegen iedereen die Westers is.
De coördinatie van de stadswachten is in handen van Dr. Ir. Frans Kramer, voorzitter van het Algemeen Landbouw Syndicaat. Het brengt hem in een dubbelrol: met zijn kennis over de landbouw is hij voor de Japanners te belangrijk om hem gevangen te houden. Tegelijk is hij hun vijand en belast met de oprichting van de stadswachten en beschikt hij over 200.000 gulden om het verzet te financieren.
Kramer krijgt hulp van Nol Wernink. De twee hebben rond april 1942 voor het eerst contact. Kramer kent Werninks ware identiteit, maar naar anderen bedient Nol zich intussen van de schuilnaam ’Piet van Dam’. ,,Uit de tussen hen gevoerde besprekingen ontwikkelde zich een nauwe samenwerking. Kramer zag kans om de Japanse autoriteiten de noodzaak bij te brengen van het instellen van een nachtwacht in Batavia. Hij heeft toen een Ambonese nachtwacht in het leven geroepen, die als doel had te waken tegen rampokpartijen. Onnodig is om te vermelden, dat deze legale groep illegaal voorzien werd van wapens en instructies hoe te handelen bij een eventuele invasie van de geallieerden’’, aldus een verslag over het verzet in West-Java.
,,Zeer moedige kerel’’
,,Wernink was een zeer moedige, zeer energieke en buitengewoon handige kerel. Hij had zeer vele voortreffelijke contacten in Batavia en Buitenzorg. (…) Ook ten aanzien van Wernink is de opmerking op haar plaats dat hij soms wel eens te veel risico’s nam’’, schrijft journalist Gerard Aalbertsberg in 1948 in een rapport over het verzet op Java in opdracht van generaal Spoor.
Werninks verzetsgroep bestaat uit een kern van 27 leden. Hij werkt nauw samen met andere groepen en verzetsstrijders, onder wie Theo Jans en Willem Bakhuis, en heeft steun van een grote groep Ambonezen en Menadonezen. Er zitten alleen al zo’n tweehonderd Menadonezen uit Soelawesi in Tadjong Priok bij Jakarta, waarmee de Japanners zich geen raad weten en hen onbewaakt laten. Wernink wel: hij strikt de Menadonezen voor guerrilla-activiteiten tegen de bezetter.
Wernink krijgt ook steun van een Chinese verzetsorganisatie, maar test vanaf mei eerst een paar maanden uit of de leiders betrouwbaar zijn. ,,Eind juli heeft Wernink mij de hele opzet verteld, namelijk dat het niet alleen tegen de rampokkers gaat. Maar als de geallieerden landen, dan moeten wij meehelpen: saboteren, vitale punten en bedrijven beschermen tegen vernieling door de Jappen, de onderbrenging en bescherming van vrouwen en kinderen, de vrijlating van krijgsgevangenen en geïnterneerden die ons zouden moeten helpen en het afweren van de rampokkers’’, verklaart één van de Chinese leiders, Lie Beng Giok, later over zijn gesprek met Wernink.
In augustus 1942 probeert de Groep Wernink zijn werkgebied uit te breiden naar Buitenzorg en Bandoeng en komt in contact met de Groep Welter (zie Groep Welterhof) en de Groep de Lange (zie Kapitein de Langestraat). Nog voordat de samenwerking vorm krijgt, worden in augustus Reinder de Lange en begin september Louis Welter en andere leden van zijn groep gearresteerd. Welter had met een radiozender contact willen zoeken met Australië, maar door zijn arrestatie mislukt dat plan. Ook Wernink probeert een zender op te zetten maar is evenmin succesvol.
Wernink en Lie doen in oktober een nieuwe poging om via een lid van de Groep Welter in Buitenzorg berichten uit te wisselen en een groep Australiërs te helpen, die zich op de berg Salak schuilhoudt. Ook is er contact met leden van de verzetsgroep van kapitein Wil Meelhuysen in Soerabaja. Maar de focus ligt voor Wernink op het verzet in Batavia, waarvoor Frans Kramer en andere kopstukken van de groep een gedetailleerd plan hebben voorbereid. Ook dat plan valt in duigen, als Kramer in december 1942 wordt gearresteerd. Hij overlijdt in juli 1943 in gevangenschap door uitputting na verhoren door de geheime politie Kempeitai.
Rol Margaretha
Niet alleen Nol, ook zijn vrouw Margaretha is volop betrokken bij het verzet: zij brengt voedsel en kleding naar Buitenzorg voor de Australiërs op de Salak en breekt zelfs een keer in bij een apotheek om aan medicijnen te komen. Begin 1943 stopt ze hier mee, want op 26 januari wordt hun eerste kind geboren. Een foto van enkele maanden later toont Nol en Margaretha met zoon Petrus en de hond, alsof de oorlog niet bestaat. Margaretha wil haar verzetswerk weer oppakken, maar Nol verbiedt haar dat vanwege de zorg voor hun zoon.
De Kempeitai zit de Groep Wernink op de hielen en pakt half mei Nol en vijf andere kopstukken op. Ook Margaretha is aangehouden. In maart 1946 beschrijft ze haar gevangenschap uitvoerig in het Algemeen Dagblad: ,,Op 30 mei 1943 werd ik door de Kempeitai opgepakt en naar hun hoofdkwartier overgebracht. Ik werd onmiddellijk in een cel opgesloten, met de mededeling dat mijn man ook gearresteerd was en enkele cellen naast mij zat. Vijf dagen lang kreeg ik bijna niets te eten of te drinken. Gelegenheid om de slapen was er nauwelijks. (…) Dag en nacht werd ik geslagen. Ik had mijn zoontje thuisgelaten, maar tweemaal per dag werd hij bij mij gebracht, zodat ik hem kon voeden. De Japanners dreigden voortdurend mijn kind te doden of naar Japan te brengen.’’
Ze houdt zich sterk om te voorkomen dat Nol haar hoort en zelf opgeeft. Tijdens een zes uur durend verhoor wordt Margaretha Wernink zwaar mishandeld, ,,maar zij kregen geen woord uit mij’’. Na 2,5 maand gevangenschap laat de Kempeitai de sterk verzwakte vrouw naar een ziekenhuis gaan, maar bij aankomst wordt ze opnieuw afgeranseld omdat ze eerst langs huis blijkt te zijn gegaan om Petrus even te zien.
Op een dag staat ineens Nol aan haar bed, die toestemming heeft gekregen om zijn vrouw te bezoeken. Hij vertelt haar hoe zwaar hij is gemarteld en zeventien keer bewusteloos is geslagen. Onder druk heeft Nol een verklaring getekend, waarin hij zijn verzetsdaden toegeeft en de verantwoordelijkheid op zich neemt in ruil voor de belofte van de Kempeitai om anderen niet te vervolgen. Het blijkt een loze belofte.
De Kempeitai laat in december 1943 eerst Margaretha en kort daarna Nol gaan, maar eist dat zij zich in een kamp in Buitenzorg laten interneren. Intussen houdt de Kempeitai hem in de gaten. Aalbertsberg schrijft hierover: ,,Nol Wernink heeft men aanvankelijk niet te pakken kunnen krijgen. Hij heeft zich ten slotte onder een andere naam (Van Dam?) laten interneren, maar is naderhand gegrepen in verband met het smokkelen van sigaren en etenswaren. Men is bij die gelegenheid achter zijn ware identiteit gekomen. Hij werd met vele anderen gearresteerd en naar (de Kempeitai in) Buitenzorg overgebracht.’’
Dat gebeurt in april 1944, de laatste keer dat Nol en Margaretha elkaar zien. Ze zegt in september nog een brief te hebben gekregen dat het goed met hem gaat, maar hoort daarna niets meer. Pas na de capitulatie in 1945 krijgt ze te horen dat Nol in december 1944 samen met 25 anderen door een Japanse krijgsraad is berecht. Twintig mannen krijgen een celstraf van vijftien jaar opgelegd.
Nol Wernink en vijf andere leden van zijn groep wacht de doodstraf voor spionage, sabotage en ondergrondse activiteiten. Het is volgens Wernink tegen de belofte met de Japanners in, waarbij is afgesproken dat hij wordt opgeofferd om anderen te sparen. Het vonnis wordt op 12 december 1944 door onthoofding voltrokken op het executieterrein in Batavia Antjol. Daar ligt hij nog steeds begraven op wat sinds 1946 het Nationaal Ereveld Ancol is.
Wernink krijgt postuum ’slechts’ het Verzetsherdenkingskruis, ondanks lovende woorden: ,,Door zijn uitmuntende leiding en organisatietalenten, gepaard aan grote onverschrokkenheid, waarbij door hem zelf schier onafgebroken levensgevaar werd gelopen, was het mogelijk, dat vele in verband werkende, gewapende verzetskernen werden gevormd en tevens uitstekende verbindingen werden tot stand gebracht.’’





